Historisch genootschap

Het Rijndorp

Romantiek in het Hof van Katwijk

Dit artikel maakt deel uit van de serie ‘Graven in het Sant’ over de lange geschiedenis van de heerlijkheid Het Sant tussen Katwijk aan den Rijn en Rijnsburg. In deze serie verschenen reeds de volgende artikelen:

De geheimen van de verdwenen slotgracht
En toen ging er een beerput open…
Ontwikkeling op het Sant tijdens het twaalfjarig bestand
De tuinen van Het Hof van Katwijk – 300 jaar tuinhistorie in reuzenstappen
Gevelgeheimen en het tragische lot van de jonge Jacob
Katholieke jongens uit de beschaafde stand

Geschreven door Mark Ruis. Met dank aan Hans Vingerling voor de op- en aanmerkingen.

Rond 1800 was de heerlijkheid Het Sant in het bezit van Johanna Judith van Isselmuden (1758-1824). Zij was de weduwe van Willem Frederik Hendrik van Wassenaer (1752), de heer van Katwijk die in 1771 was overleden. In de periode dat Van Isselmuden Vrouwe van Katwijk was werd de buitenplaats flink uitgebreid met de aankoop van een stuk grond rondom het tolhuis. Dit betrof het gebied dat de huidige Tolhuisstraat, Burggravenlaan en Rhijnluststraat omvat. Het perceel van het tolhuis maakte geen onderdeel uit van het hof.

De reden dat er een nieuw tuingedeelte werd aangekocht is vooralsnog onduidelijk. Van Isselmuden moest hebben geweten dat het Hoogheemraadschap Rijnland plannen had voor de aanleg van het Additioneel Kanaal, dat als een mes door de buitenplaats zou gaan snijden. Om dit kanaal te kunnen realiseren verkocht Van Isselmuden in 1805 een fors deel haar land aan Rijnland. Ook de Kwakelwei, destijds in Rijnsburgs bezit, kwam toen in het bezit van Rijnland en zou dat blijven tot 2020. De spelling was destijds Quakkelweijde. Dit verwijst vermoedelijk naar de watervogels (quackels) die daar al sinds jaar en dag foerageren.

Dankzij de aanleg van het Additioneel Kanaal weten we hoe de buitenplaats er omstreeks 1800 uitzag. Er zijn in die periode diverse kaarten door het Hoogheemraadschap Rijnland gemaakt die de geplande loop van het kanaal schetsten. Op de vroegste kaart uit 1803 is er nog weinig detail te zien en ziet de tuin er rommelig en asymmetrisch uit. Mogelijk komt dit doordat de buitenplaats niet toegankelijk was en de tekenaar zich moest baseren op blikken van buiten de poort. De kaart van 1810 (hieronder) was al een stuk nauwkeuriger en op de kaart van 1820 is het Sant met het Hof van Catwijck tot in het kleinste detail getekend.

De buitenplaats op Het Sant op een kaart van Hoogheemraadschap Rijnland, 1810.

Arbeidsconflict

Om haar nieuwe stuk grond in te richten huurde Van Isselmuden een landschapsarchitect in. Over de werkzaamheden is toentertijd een conflict ontstaan met een arbeider. Dit conflict werd opgetekend in de scabinale akten van het Rechterlijk archief van de beide Katwijken en ’t Zand. Hierdoor weten wie deze tuinarchitect was en dat is niet de minste. Uit deze akte kunnen we namelijk afleiden dat Johann David Zocher sr. in 1801 de opdracht had gekregen om een deel van de tuin opnieuw aan te leggen in de landschapsstijl.

Er wordt verslag gedaan van een hoorzitting waarin twee werklieden worden ondervraagd over tuinwerkzaamheden op het buitengoed Het Sant. De 29-jarige arbeider Jakob Kooij, woonachtig op het Sant, bevestigt in deze akte de Haarlemse architect J.D. Zocher te kennen. Hij had in 1802 van Zocher de opdracht aangenomen om ‘bomen te poten op het buitengoed het Sant’.

Ook wordt duidelijk dat een zekere Jeroen van den Boogaard in 1801 van Zocher de opdracht heeft aangenomen om een beekje uit te graven en een partij grond tot 24 duimen diep om te spitten op het buitengoed Het Zand. Tot slot wordt ook de tuinman van het buitengoed vermeld. Pieter van Ockenburg (58 j.) is tuinman bij de weduwe W.F.H. van Wassenaer op het buitengoed Het Zand. 

Archief Leiden – 5045 Minuutakten van notaris Johannes Hoepeling 
1797 maart – 1801, 1797-1801 

02-06-1803 | (arbeider, oud 29j. won. in ’t Sandt) is bekend met de architect J.D. Zocher (Haarlem), van wie hij in 1802 aannam bomen te planten op het buitengoed het Zand. Jeroen van den Bogaard nam in de winter van 1801 aan het graven van een beekje en het omspitten van een partij grond (diep 24 duim Rijnlands) voor 6 stuivers per roe en de wortels voor Jeroen.  In 1801 legde Zocher een deel opnieuw aan.  

Johann David Zocher sr. (1763 – 1817) 

De naam Zocher is in de geschiedenis van de tuinarchitectuur zeer bekend. Deze van oorsprong Duitse familie heeft drie generaties lang furore gemaakt in Nederland met het ontwerpen en aanleggen van veel beroemde tuinen en parken. Zo zijn het Vondelpark, de tuinen van slot Zeist, de tuin bij kasteel Twickel en de tuinen van Paleis Soestdijk allemaal ontworpen of onder handen genomen door één van de telgen uit dit hoveniersgeslacht.  

Omstreeks 1780 kwam de eerste Zocher vanuit Duitsland naar de Republiek der Verenigde Nederlanden. Hoewel er in de republiek grote werkloosheid heerste en er onrust was vanwege conflicten tussen Oranjegezinden en Patriotten koos Johann David Zocher sr. (1763-1817) ervoor zijn geluk te beproeven in de republiek. Hij ging in de leer bij de Duitse tuinarchitect Johann Georg Michaël en ontwikkelde zich terloops tot een vermaard landschapsarchitect die geliefd was in adellijke kringen.

Vanaf omstreeks 1793 begon hij opdrachten aan te nemen van opdrachtgevers die tot de rijkste en meest invloedrijke personen van het land behoorden. Zo gaf Koning Willem I hem de opdracht om de tuin van paleis Noordeinde aan te pakken en liet Koning Lodewijk Napoleon hem de tuin van paleis Soestdijk inrichten.   

Vroege (Engelse) landschapsstijl

J.D. Zocher sr. staat bekend als een vertegenwoordiger van de vroege landschapsstijl, later de Engelse landschapsstijl. Deze tuinstijl was een reactie op de formele classicistische tuininrichting met strakke lijnen die de natuur in vakjes en proportie dwong. De natuur zou niet langer geknecht worden met rechte paden, proportie en symmetrie. Vanaf nu zou de ‘natuur ‘wildernis’ dienen als inspiratie voor de inrichting van buitenplaatsen en volksparken in het land. De strakke lanen werden vervangen door kronkelende paadjes, de buxushagen maakten plaats voor lommerijke bosperceeltjes en in plaats van rechthoekige vijvers werden er bochtige beekjes aangelegd. 

Hieronder zit u voorbeelden van de Hollands-classistische tuinstijl en een Engelse landschapsstijl. De verschillen zijn onmiskenbaar.

Een tuin moest volgens Zochers’ leermeester aangenaame denkbeelden en gewaarwordingen oproepen. Bij het ontwerp kon gebruik gemaakt worden van de natuurlijke elementen van het terrein en konden rechte lijnen verdwijnen ten gunste van kronkelpaden, slingerende vijvers, heuveltjes en dalen, bloeiende struiken en talloze bomen in allerlei soorten. Ook werd bos en hakhoutaanplant met kronkelpaadjes aangelegd binnen de vaak nog aanwezige rechte laan-structuren uit vroegere periodes.

Deze nieuwe opvattingen over tuinarchitectuur waren geïnspireerd op de geschilderde idyllische landschappen van Arcadië. Dit Arcadië werd in de klassieke oudheid beschreven als een geluksland waar herders op idyllische wijze leefden, zonder door de beschaving bedorven te zijn. In (bucolische) gedichten werd geschreven over een gouden tijdperk waarin de mens vredig, vroom en in primitieve eenvoud leefde van de vruchten van de aarde.

Jan van Huijsum, Arcadisch landschap, 1728

Romantiek, escapisme & natuurverlangen

De opkomst van de landschapstuin en de heropleving van het ideaalbeeld van Arcadië zijn uitingen van de Romantiek, een periode waarin de mens terugverlangde naar de oorspronkelijke, ongerepte natuur. In deze periode keerde men zich af tegen de idealen van de verlichting en werd het maakbaarheidsdenken waaruit de strakke classicistische tuinen waren ontsproten vervangen voor gevoel, emotie en subjectiviteit.

De natuur bood rust en heling en aanhangers van de Romantiek wilde een echt natuurmens zijn, een homme sauvage (natuurmens). Men verlangde naar de onaangetaste natuur en landschappen uit de periode van vóór de Industriële Revolutie. Daarnaast was er in Nederland aan het einde van de 18de eeuw een groeiende aandacht voor groen en hygiëne in de steden wat tot uiting kwam in het aanleggen van meer stadsgroen en volksparken. De vroege landschapsstijl die in het Hof van Katwijk is toegepast is met haar kronkelpaadjes, kleinschaligheid, beekjes en diversiteit aan boomaanplant dus een typische uitingsvorm van die tijdsgeest.

Het Arcadië van Catwijck

Hoe vertaalde Zocher deze romantische landschapsstijl naar de buitenplaats van de douairière* van Katwijk? Op onderstaand kaartfragment uit 1820 is duidelijk te zien dat het nieuwe gedeelte rondom het tolhuis ruim was voorzien van de kenmerkende kronkelpaadjes en dat de aanplant bestaat uit bospartijen, afgewisseld door open stukken met solitaire bomen. Om toegang te verlenen vanuit het oorspronkelijke deel van de buitenplaats naar het ‘Zocherbos’ heeft men een deel van de zuidelijke vijver moeten dempen (zie afbeelding midden-boven).

* Een douairière is de weduwe van een adellijk heer.

Ook de tuin van Huize Bijdorp (midden-links) lijkt met haar kronkelende vijvers en niveauverschillen kenmerken te hebben van een vroege landschapsstijl. Dat in 1820 nog niet iedereen overtuigd was is te zien aan de tuin ernaast (Huize Sant en Rhijnlust) die nog een symmetrische structuur heeft. De tuin van Huize Bijdorp heeft tot in de twintigste eeuw een boomrijke aanplant gehad. Op onderstaande foto van eind 19e eeuw is te zien dat Bijdorp samen met het Hof van Katwijk een robuuste bosomgeving vormde. Het werd later ook wel Het Katwijksche Bosch genoemd. Geheel links op de foto is achter de bomen Huize Bijdorp te zien.

Ook het beekje, dat getuige de gerechtelijke stukken werd gegraven door Jeroen van den Boogaard, is op de plattegrond hierboven terug te vinden. Deze vijver werd vanwege haar vorm in de volksmond De Peer genoemd (met een hap eruit). Van De Peer is een ansichtkaart bekend van rond 1900 waarop nog goed de idyllische stijl van Zocher is te zien met een diversiteit aan bomen rondom de vijver. Een ander kenmerk van de landschapsstijl is dat de vijvers natuurlijke oevers hadden, dat wil zeggen dat de oevers niet zijn gestut met een ‘harde’ beschoeiing maar dat de vijver geleidelijk overgaat in de oever.

Hybride tuin

Zocher pakte niet alleen het nieuwe gedeelte van het hof aan. Ook de oorspronkelijke tuin met haar strakke lanen en vijvers kreeg een flinke make-over. Zocher liet de rechte vijvers en lanen ongemoeid waardoor de klassieke symmetrische indeling van de tuin intact bleef. Zocher toverde het klassieke symmetrische deel van de tuin om in een romantische landschapstuin. Binnen de strakke lijnen van de klassieke tuin liet Zocher een verscheidenheid aan bomen aanplanten en werden er slingerpaadjes aangelegd. De vijvers kregen natuurlijke oevers en aan de kop van de noordelijke vijver kwam een prieeltje. Afbeeldingen uit 1856 en later laten zien dat Zocher in zijn opzet was geslaagd, het Hof van Katwijk was verlandschappelijkt.

Conclusie

Met het uitbreiden van een bestaande klassieke tuin in een tijd dat de landschapsstijl in nog maar net zwang raakte stond Zocher voor een unieke opgave. Om tot een samenhang te komen integreerde Zocher de nieuwe vormentaal van de vroege landschapsstijl binnen de bestaande structuur van de klassieke tuin. Op deze manier ontstond er een duidelijke samenhang tussen bestaande tuin en het nieuwe gedeelte. De landschapstijl toont zich zowel binnen de formele tuinstructuur als in de doorloop in het vrije nieuwe deel. Kenmerkend is ook de overgang van oud naar nieuw die door verweving van beiden tot uiting komt.

Met de landschappelijke inrichting van het nieuw aangekochte deel en de klassiek-landschappelijke mengvorm van het oude deel moet de tuin rond 1820 een betoverende aanblik hebben gehad. De plattegrond van de tuin vormde als het ware een stempel van de tijdsgeest, een periode waarin het mensbeeld ten opzichte van de natuur een transitie doormaakte. Enerzijds waren nieuwe ideeën over de positie van de mens ten opzichte van de natuur omarmd en vertaald in de kronkelvormige landschapstuin rond het tolhuis, anderzijds bleef de hoekige hoofdstructuur van de oorspronkelijke tuin intact als herinnering aan het oude. Het idee dat de mens boven de natuur stond werd langzaam overwoekerd door de romantische tijdsgeest waarin de mens in harmonie stond met de natuur.

Voelt u ook, in het licht van de huidige verstedelijking, een sluimerend verlangen naar een renaissance van de romantiek?

Zoek

Recente berichten

Volg ons